Na onze eerste dag op Bali, waarbij we vooral de villa en het strand verkend hebben, is het vandaag tijd om naar de hoofdstad van het eiland te gaan, Denpasar. Al zou dat een korte uitstap worden. Veel is er in de hoofdstad niet te zien, het is er ongelooflijk druk qua verkeer, we zijn er de enige westerlingen en bij het betreden van de Pasar Badung, de grote fruit- en groentemarkt van Denpassar, worden we al meteen omstuwd door enkele veel te gretige verkoopsters die ons als een wandelende spaarpot behandelen. Resultaat: veel te dure mottige bananen gekocht die we zelf nooit opgegeten hebben en een reden om de markt stante pede te verlaten. Daardoor komen we in een zijstraatje terecht alwaar we aan de toog, op de stoep, onze lunch nuttigen. Het heeft wat voeten in de aarde, maar uiteindelijk kunnen we de taalbarrière overwinnen, de menukaart ontcijferen en slagen we er beiden in om een heerlijke lunch te bestellen. Vijf euro, meer kost het ons niet om voor twee personen te lunchen.
Na amper twee uur hebben we het wel gezien en is het tijd om terug te gaan naar onze villa, alwaar ons een massage staat te wachten. De gemakkelijkste manier om je te verplaatsen op Bali, is gebruik maken van de Grab-app, het Aziatische alternatief voor Uber. Dat was vandaag en gisteren wonderwel gelukt, zowel om eten in onze villa te laten leveren als om ons naar de hoofdstad te brengen. Terugkeren is echter een ander verhaal. Niemand valt te verleiden om ons terug te voeren en een taxi vinden is ook een onmogelijke opdracht. Uiteindelijk klampen we een bejaarde man aan die in normale tijden met een oud busje, de toeristen die er momenteel niet zijn, rondrijdt door de hoofdstad. Mits de nodige Roepia’s en aanwijzingen, wil hij ons in zijn aftands doch kleurrijk busje zonder zijdeur, tien kilometer verder afzetten.
Nadat hij ons afgezet heeft aan het hotel waar we onze deugddoende massage zullen krijgen, vertrekt de man met honderd duizend Roepia’s (ong. 6 euro) en zwaait en toetert hij ons vrolijk vaarwel terwijl hij letterlijk half uit zijn veel te kleine busje hangt.
Daags nadien staat er nog wat extra rust op het programma en biedt het zwembad ons de verkoeling die we bij deze temperaturen rond de dertig graden best kunnen gebruiken. De lucht is hemelsblauw, de perfecte omstandigheden om wat mooie drone beelden te schieten en bij valavond naar het strand te gaan om van de zonsondergang te genieten. Aangezien het weekend is, is er nu wel wat volk op het strand te vinden, al zijn het zeker niet de massa’s die in normale omstandigheden terug te vinden zijn in het meest toeristische gedeelte van Bali. Genietend van de zonsondergang op een idyllisch strand sluiten we ook onze tweede deel van de reis af.
Na de quarantaine in Jakarta en de eerste kennismaking met Bali’s meest populaire kustgebied, is het nu tijd om naar Ubud te trekken, de stad waar we willen gaan wonen, de officieuze gastronomische en spirituele hoofdstad van Bali die een goeie dertig duizend inwoners telt en dat zich relatief centraal op het eiland bevindt waardoor ze omringd is door rijstvelden, jungle en vulkanen. In tegenstelling tot andere populaire toeristische steden in Bali, die zich allemaal aan de kust bevinden, is het klimaat er iets aangenamer, word je niet continu door muggen gebeten, is de natuur veel ongerepter en impressionanter en zitten er veel minder toeristen.
En vooral, de toeristen die er zitten, zijn geen party animals die 24 uur per dag bier drinken, want wat Lloret de Mar voor de Europeanen is, is de Oostkust van Bali voor de Australiërs: het zuip- en feestparadijs. Dan is Ubud meer op ons lijf geschreven.
Comments