Na een tweedaags verblijf in Hué, trok ik met de limousine-bus naar het zuidelijker gelegen Da Nang. Een limousine-bus is de meest comfortabele manier in Vietnam om van de ene naar de andere stad te reizen. Het is een mini-busje met airco en wifi en een negental enorme lederen zetels waardoor je in alle comfort naar je bestemming kunt bollen en dat voor een aangename prijs, in dit geval 300.000 VND (ong. 12 EUR). Da Nang ligt een goeie honderd kilometer verwijderd van Hué en is de grootste aan zee gelegen stad van Vietnam, met meer dan één miljoen inwoners.
Toen ik daags na mijn aankomst langs de kustlijn van Da Nang reed, waande ik me bij momenten in Miami. Knalblauwe lucht, gouden stranden, wuivende palmbomen, brede boulevards, wolkenkrabbers met dertig, veertig verdiepingen en een aangename zeebries die de 35 graden dragelijk maken.
Terwijl ik de kustlijn in noordelijke richting volgde en zo het centrum van de stad verliet, zag ik in de verte, op een bosrijk schiereiland net buiten de stad, een enorm boeddha-beeld staan. De weg erheen was op zich al een beleving. Nadat ik de honderden vissersbootjes in de haven was gepasseerd, begon de weg stilaan te klimmen richting de pagode waar het beeld staat. De weg slingert zich door de met apen bewoonde bossen gedurende vele kilometers langs de kustlijn omhoog, waardoor je een prachtig zicht op de stad krijgt.
Na enkele kilometers cruisen, arriveerde ik aan de pagode met het enorme boeddha-beeld. Het hagelwitte beeld is bijna zeventig meter hoog en de vrouwelijke boeddha zegent er vanop die hoogte de vissers die de zee op trekken.
Na mijn bezoek aan de pagode, vervolgde ik mijn weg langs dezelfde weg die me naar hier geleid had. Tot op het punt dat het niet meer is toegelaten om met een eenvoudige scooter te rijden. Na een tiental kilometer op-en-af rijden, gaat de weg plots steil omhoog, wat het te gevaarlijk maakt om met te weinig pk's naar boven te rijden. Maar de tien kilometer die naar dit punt leiden, zijn op zich al een fraaie ervaring, met prachtige vergezichten vanop de honderden meters hoge kliffen. Het is blijkbaar ook het favoriete plekje voor wielertoeristen, aangezien je die hier in grote getale tegenkomt. Begrijpelijk, want het is de eerste maal in een jaar tijd dat ik zelf de aandrang voelde om op de fiets te springen gezien de pracht van de omgeving en de uitdagende wegen.
Na zonsondergang blijft Da Nang een bruisende, levendige stad, die in mijn ogen, wat weg heeft van Londen by night, inclusief een reuzenrad. De vele verlichte hoogbouw en bruggen zorgen 's avonds voor een lichtspektakel, met als grootste publiekstrekker, de Drakenbrug in het centrum. Deze brug, die enkele honderden meters lang is, is getooid met een lange draak die elke minuut van kleur verandert en in het weekend zelfs vuur spuwt.
Daags nadien sprong ik weer op de scooter, dit maal om de bekende Hai Van pas af te rijden. Deze weg, die Hué en Da Nang verbindt, strekt zich uit over een afstand van 170 kilometer. Maar het meest tot de verbeelding sprekende gedeelte is het stuk van 21 kilometer dat over de bergen leidt. Aangezien enkele jaren terug een lange tunnel werd aangelegd onder de berg, rijden de meeste wagens en vrachtwagens niet meer over de pas, waardoor het behoorlijk rustig is om dit traject te volgen.
De rit zelf leidt naar een maximale hoogte van een goeie 500 meter. De ganse rit bergop genoot ik van de prachtige vergezichten op verschillende baaien en stranden en ook Da Nang zie je in de verte liggen. Veel bewoning zul je er niet zien, want de weg slingert zich door de bergen die quasi volledig uit bossen en weilanden bestaan. Een stukje Alpen in Vietnam zo leek het wel.
Eenmaal de top gerond, begon de afzink naar het kleine schiereiland Lap An dat aan de andere zijde van de bergpas ligt. Veel valt daar niet te beleven, behalve dan het genieten van de prachtige stranden en lagunes.
Op mijn laatste dag in Da Nang besloot ik om een tiental kilometer zuidelijker te trekken, naar de Marble Mountains. Dat zijn 5 heuveltjes die een boeddhistisch en hindoeïstisch heiligdom vormen. In die heuvels bevinden zich verschillende grotten en tempels en ook rondom zag ik er verschillende prachtige tempels en pagodes. Eén van de hellingen kon ik ook beklimmen, al liep dat niet van een leien dakje. Om tot de top van die helling te geraken, moest ik eerst door een grot klimmen, waarvan de allerlaatste opening amper een meter breed was en zich enkele meters boven de begane grond bevond. Maar dat zorgt voor het nodige Indiana Jones-gevoel.
Een gevoel dat later alleen nog maar sterker aanwezig was, toen ik de grootste grot van het heiligdom betrad, de Huyen Khong-grot. De beelden spreken voor zich.
En zo eindigde mijn verblijf in deze zeer aangename stad in het midden van Vietnam. Al trok ik niet veel verder nadien, amper een half uurtje rijden naar het zuiden, naar Hoi An.
Comentarios