Na passages in het adembenemende Raja Ampat, de metropool Surabaya en het rustige en ongerepte Lombok, was het nu tijd om naar Komodo te trekken. Dit is een eilandengroep ongeveer 500 kilometer ten oosten van Bali die vooral bekend staat om het feit dat dit de enige plek ter wereld is waar er nog Komodo varanen of Komodo Dragons leven, de laatste restanten van de dinosaurussen. En om die te bezichtigen, had ik een mini-cruise van drie dagen geboekt die door het prachtige nationale park van Komodo trekt.
Nog voor ik er aankwam, leek het al alsof deze trip vervloekt was. Aangezien de boot ’s ochtends vertrok, ben je genoodzaakt om één dag vroeger naar de stad te trekken van waaruit de boten vertrekken: Labuan Bajo. Ik had al vele maanden voordien mijn hotel geboekt en kon dus op twee oren slapen. Of toch niet. In de week dat ik mijn trip had geboekt was er namelijk een top-conferentie gepland van de ASEAN (de landen van Zuid-Oost Azië) waarbij alle presidenten en eerste ministers samenkwamen. En amper drie weken voor mijn trip, liet het hotel waar ik had geboekt me doodleuk weten dat ze hun hotel aan één van de delegaties gingen verhuren en dat ik op zoek moest naar een ander hotel. En aangezien alle andere hotels volgeboekt waren door dit event, had ik nog twee opties: Een luxe-resort van 350 EUR per nacht terwijl ik er amper 12 uur zou verblijven of een hostel dat er op foto’s nog best aardig uitzag. Op foto’s dan toch. In realiteit sliep ik in een hok dat we in Europa zouden gebruiken om vuilzakken te posteren of oude fietsen stilletjes te laten wegroesten. Uit schaamte heb ik zelf niet gedurfd om een foto te nemen, dus jullie moeten mij op mijn woord geloven. Maar, het was maar voor 12 uur, dus dat is het einde van de wereld niet. En ook het feit dat ik de dag voor mijn aankomst daar de zwaarste voedselvergiftiging uit mijn leven heb opgelopen en letterlijk met dichtgeknepen billen naar daar moest vliegen, mocht de pret niet bederven.
De volgende ochtend na een al bij al behoorlijke nacht, trok ik richting de phinisi, een houten typisch Indonesische boot, die ons langs de vele eilanden zou sturen. Ons, dat betekent mezelf en twaalf andere mensen. Na een kleine kennismaking kon het anker gelicht worden en trokken we naar de eerste bestemming. En die eerste bestemming zette al meteen de toon. Op een wankele, houten pier stonden honderden mensen op elkaar geperst als sardientjes, terwijl ze zich klaar stoomden om in het zeewater te springen om te snorkelen. Eenmaal in het water kon je genieten van relatief weinig vissen, dood koraal en armen en benen die je van alle kanten in het gezicht werden geslagen. Na amper vijf minuten hield ik het dan ook voor bekeken aangezien dit met voorsprong de minste snorkel locatie was waar ik ooit ben geweest en zwom naar het strand om zo de pier op te stappen. Dat klinkt voor normale mensen iets eenvoudig, maar de realiteit bleek anders. De smalle pier lag bezaaid met tientallen mensen die allemaal dezelfde foto wilden nemen met een drone: liggend op de pier, lachend naar de camera boven hen, doend alsof er geen honderden anderen rond hen staan. Wil je dus over die pier wandelen, dan moet je daar dus langs navigeren hetgeen geen sinecure is aangezien er altijd wel één iemand foto’s aan het nemen was. Wanneer ik na enkele minuten wachtten toch passeerde, werd ik door meerdere mensen afgeblaft. “Photo! Photo!” Ik gunde ze geen blik en dacht “photo my a..” Ondertussen zit het water vol huppelkutjes die beginnen te giechelen en gillen bij elke vis die in hun buurt komt. Het teken voor mij om terug naar de boot te trekken die gelukkig enkele honderden meters verder lag en daar te genieten van de zon en de rust.
Maar zo was de toon wel meteen gezet. En laat me bij deze alvast een waarschuwing de wereld in sturen voor iedereen die ooit overweegt om naar Komodo te trekken. Komodo is fantastisch mooi. Maar het is compleet naar de zak geholpen door massatoerisme. En ik gebruik met opzet deze bewoordingen omdat het het ook verdient. Op elke locatie waar je aanmeert om te genieten van een stukje prachtige natuur, liggen dertig tot vijftig andere boten die samen duizend toeristen meesleuren. En er zitten altijd wel boten tussen waar de party in volle gang is. Een prachtige zonsopgang of zonsondergang in een baai met een idyllisch zicht? Bereid je maar voor op een mislukte remix van de zomerhits van 2006 die door de boxen van minstens één boot galmt. Duizenden vleermuizen die hun grot verlaten en op zoek gaan naar eten? Mag ik u daarbij de up-tempo versie van Madonna’s Isla Bonita presenteren?
Ondertussen hadden we koers gezet naar de tweede halte. Een plaats waar er soms manta’s komen zwemmen. Ik had deze prachtige beesten al gezien in Raja Ampat, waar ik helemaal alleen was. Nu dropten alle boten hun opvarenden te midden van de zee en laten hen een half uur dobberen in de hoop dat er een manta passeert. Ik wist na één milliseconde al dat geen enkele manta met een werkende breincel zou passeren, maar was toch zo naief om het water in te springen. Geen manta. Op naar de derde stop: een piepklein eilandje van tien op honderd meter te midden van de zee. Op reclamefoto’s idyllisch, in realiteit net groot genoeg om alle toeristen op te zetten. En zo eindigde de eerste dag, nadat alle boten in colonne naar dezelfde baai waren gevaren.
Dag 2 begon met een trip voor zonsopgang naar één van de meest bekende heuvels van Komodo, eentje die heel vaak op instagram te zien is. En daar zie je dan, meestal een knappe vrouw, helemaal alleen staan, uitkijkend over het ganse eiland en de verschillende baaien. Ikzelf was om vier uur wakker en genoot van de rust en de prachtige sterrenhemel waarbij je zelf de sterrennevels kon zien en kwam tot het besef dat het helemaal niet nodig was om die helling in het donker op te kruipen met duizend anderen, maar dat ik in alle rust vanop de boot de zonsopgang kon filmen met mijn drone. En dat zei ik ook tegen de gids. Mispoes, ik mocht hier helemaal niet vliegen. Waren ze vergeten zeggen. Dan ging ik de zonsopgang maar als enige vanop de boot bekijken terwijl het, naar ik mocht horen, stampend druk was bovenop de heuvel.
Richting de tweede attractie van de dag: Pink Beach. Daar stelde ik me op voorhand al helemaal niks bij voor, maar nu al helemaal niet meer. De trip er naartoe was echter prachtig. Want ik herhaal het nogmaals, de natuur en het landschap is hier waanzinnig mooi, alleen het massatoerisme verpest de boel. Op het strand ben ik niet geraakt, want hier liet ik mijn drone wel op ook al weet ik niet of het mocht. Het strand was inderdaad rozig en dat nodigt veel mensen blijkbaar uit om alles uit de kast te halen om hun volgers te tonen hoe fantastisch ze het hier wel hebben: breed glimlachend rennen over het strand (met een camera in je zog natuurlijk) of met z’n allen in een cirkeltje dansen (terwijl er vijf drones boven hun kop hangen om alles te filmen). Ik probeerde het te negeren en genoot van de rust op de boot terwijl ik high-in-the-sky neerkeek op de prachtige heuvels en baaien.
Onderweg naar de belangrijkste reden om deze trip te doen, het eiland waar de komodo’s zitten, had ik eindelijk mijn momentje van genot. Ik plaatste me helemaal op het voorste gedeelte van de boot, benen geklemd rond het voorsteven en reed zo rodeo-gewijs over de golven terwijl er eindelijk eens geen andere boten te bespeuren waren. Dat hadden twee dolfijnen ook gemerkt, want die kwamen plots op 50 meter van de boot uit het water. Mijn allereerste ontmoeting met dolfijnen in het wild. Nu, dat we naar het eigenlijke Komodo-eiland trokken, was de avond voordien nog niet zeker, want de gids wou ons overtuigen van het feit dat we beter naar een ander eiland gingen, waar alle anderen ook naartoe gingen, dat goedkoper was en waar zogezegd meer kans is om Komodo-varanen te zien. Het teken voor mij om op te merken dat dé reden van deze trip voor de meeste mensen het zien van komodo-varanen is en dat niemand zin heeft om met honderd anderen in een cirkel te staan rondom een Komodo varaan. Gelukkig vonden de anderen dit ook en trokken we naar het echte Komodo-eiland. Waar voor de verandering amper tien boten lagen. En na vijf minuten stappen hadden we al twee gigantische exemplaren gespot van drie tot vier meter. Al was dat blijkbaar teken voor de lokale gids dat zijn werk af was. In plaats van de prachtige natuur van dit grote eiland te verkennen en de jungle in te gaan voor een uitgebreide wandeling, deden we de kortste wandeling mogelijk en na anderhalve kilometer en nog twee extra Komodo’s, waren we al terug bij af. Maar missie geslaagd: vier grote exemplaren gezien, met twee op de foto gegaan en niet aangevallen geweest. Een zeldzaam hoogtepunt op deze trip.
Nadien ging de reis naar een eiland waar bij zonsondergang duizenden vleermuizen hun grot verlaten. Waarom we daar dan om drie uur moesten aanleggen is mij nog steeds een raadsel, maar wat maakt het uit, tijd om mijn drone op te laten en beelden te maken van het prachtige landschap. Wat natuurlijk weer niet mocht. Dan maar drie uur koekeloeren tot die beesten wakker worden. Het moet gezegd, wanneer ze met duizenden uit hun grot komen gevlogen, tegen een bloedrode achtergrond gecreeerd door de zon, dan ben je wel onder de indruk. Zeker omdat het beesten zijn met een spanwijdte die richting de één meter gaat. En is er een betere manier om dit spektakel te aanschouwen dan met loeiharde muziek van Avicii?
Op de laatste dag stond nog één “trektocht” gepland zoals ze het liefkozend noemen. In realiteit bleken de trektochten wandelingen van maximaal een kwartier te zijn, maar dat betekent ook dat het aangepast is voor iedereen. Tijdens het ontbijt zat ik ganse tijd te staren naar de heuvel die we gingen beklimmen. Best een mooi zicht. Een hoge, groene heuvel met onderaan een fraai wit huisje. Het leek wel een landschap dat je in Nieuw-Zeeland of de Faeröer-eilanden zou verwachten. Groots was dan ook mijn verbazing toen bleek dat dit helemaal niet de heuvel was die we gingen beklimmen, maar wel de molshoop die achter de boot lag die ik zelf geeneens had zien liggen. Een compleet platgestampte heuvel zoals er duizenden zijn in Indonesië, met mottige kraampjes aan de voet. Het moment om nog eens de muziek keihard uit de boxen te laten knallen.
En zo kwam deze reis tot een einde. Ik kan er tot op heden nog altijd niet bij hoe men van zo’n mooie plaats met zoveel ruimte, toch zo’n toeristenval en overbevolkte stek kan maken. Er is zoveel ruimte en zoveel plaats en toch trekken al die boten allemaal op hetzelfde moment naar dezelfde plek. Als je vraagt waarom dan krijg je het antwoord dat dit nu eenmaal het parcours is dat ze al jaren volgen. Een prachtig voorbeeld van “Zo doen we het al jaren, dus we blijven het zo doen en weigeren ons aan te passen.” Het is perfect mogelijk om die vijftig schepen in tien groepen onder te verdelen en elk een ander traject te laten afleggen. Maar waarom zou men dat proberen, zolang de toeristen blijven toestromen? En die zullen blijven komen. Iemand die nog nooit in Azie is geweest, zal dit mogelijks fantastisch vinden. Party-animals die hun dagen slijten in de nachtclubs van Bali, vinden dit waarschijnlijk het meest avontuurlijke en onvergetelijke, waanzinnige moment van hun reis. Ik kan alleen maar bidden dat mijn geliefde Raja Ampat nooit zal veranderen in dergelijk circus dat alleen maar dient om Instagram te voeden.
Comentários