Met pijn in het hart moest ik afscheid nemen van het verblijf waar ik één van de meest unieke vakanties uit mijn leven heb beleefd. Net zoals in de heenreis, stond er mij een lange tocht te wachten bestaande uit twee bootreizen en twee vliegreizen. En tussen die twee nog een overnachting in Sorong. In tegenstelling tot de heenreis trok ik echter niet terug naar Bali, maar vloog ik naar Oost-Java om van daar door te vliegen naar Lombok. Dat gaf me niet alleen de kans om Surabaya, de tweede grootste stad van Indonesië, te verkennen, maar was ondanks het feit dat ik een stuk verder moest vliegen, ook nog eens een pak goedkoper aangezien de luchtvaartmaatschappijen fors doorrekenen op hun tickets van en naar Bali.
Op beide vluchten tussen Sorong en Surabaya, heb ik telkens een opvallend individu leren kennen. Op de eerste vlucht zat er een man naast me die na een vruchteloze poging om in business binnen te dringen, er niet beter op vond om twee uur lang met zijn voeten op de grond te stampen. Toen ik hem na een half uur vroeg om er mee op te houden, lachte hij eens en deed lustig verder. En toen ik naar het toilet moest gaan, nam hij zelf de moeite niet om recht te staan, ik moest maar over hem kruipen. Aardige man.
Op de tweede vlucht werd ik al bij het boarden aangesproken door een Indonesische man van rond de 50 jaar. Na een korte kennismaking, vroeg hij me hoeveel talen ik sprak, omdat ik hem in gebroken Indonesisch had geantwoord. Fier als een gieter zei ik zes. Omdat hij me niet geloofde, moest ik iets zeggen in elke taal. Met als resultaat dat hij me in elk van die zes talen (Nederlands, Engels, Frans, Duits, Italiaans en Indonesisch) van antwoord diende. De man in kwestie sprak maar liefst tien talen. En als bijkomende toevalligheid zaten we ook nog eens naast elkaar in het vliegtuig.
Ook tijdens mijn tussenlanding in Makassar, waar ik al vreemde avonturen met taxichauffeurs had meegemaakt, ontmoette ik nog een bijzonder iemand. Terwijl ik stond te wachten op mijn bagage, komt er plots een jongeman op mij af. Na enkele algemene vragen (zat je ook op de vlucht van Sorong en van waar ben je afkomstig), begon hij me plots te vragen waar ik naartoe ging en of ik alleen was. Non of his business, dus dan begin ik gewoon wat uit mijn botten te slaan. Wat het voor mij echter helemaal verdacht maakte, was het feit dat hij eerst vijf minuten met mij stond te praten, zogezegd omdat hij ook op zijn bagage stond te wachten, om na het horen naar welk hotel ik ging, zonder bagage te vertrekken.
Maar zo belandde ik dus in Surabaya, een stad die er op het eerste zicht moderner uitzag dan ik had verwacht. Maar ook helemaal niet toeristisch is. In de 36 uur dat ik er doorbracht heb ik drie blanken gezien. En “bule”, het Indonesische geuzenwoord voor blanke, zien ze hier duidelijk niet veel. Toen ik na een nachtje slapen het hotel verliet om de weinige toeristische trekpleisters van de stad te gaan bezoeken, werd ik na vijf minuten al gevraagd om met mensen op de foto te gaan. Ook de rest van de dag werd ik aangestaard, gefotografeerd en aangesproken op het feit dat ik een blanke was in Surabaya. Surabaya is trouwens een samentrekking van "suro" en "boyo", de Indonesische woorden voor "haai" en "krokodil", vandaar ook de titel van deze post.
Genietend van mijn semi-BV-schap (Bekende Vreemdeling) trok ik door de stad naar de eerste toeristische plaats: Surabaya Submarine Monument. Dat is een oude duikboot die tot 1998 dienst deed in de Indonesische zeemacht en nu is tentoongesteld in het centrum van Surabaya. Voor een luttele 15.000 IDR (1 EUR), kun je de binnenkant van een duikboot ontdekken, iets wat ik natuurlijk niet kon laten liggen. Behoorlijk klein trouwens, zo’n duikboot. Veel minder slaapplaatsen dan ik me had voorgesteld ook. En in tegenstelling tot de gemiddelde Indonesiër die twee koppen kleiner is dan mezelf, moet ik me in zo’n onderzeeër constant gebukt verplaatsen, om nog maar te zwijgen van de manholes waar je door moet kruipen om je van het ene naar het andere compartiment te verplaatsen. En toch heb ik mijn kop nergens tegen gestoten.
Na de duikboot trok ik naar het grootste shoppingcenter van de stad: Tunjungan Plaza. Zowel qua grootte als qua stijl zul je in België geen gelijke vinden. Hypermodern en eindeloos groot. Inclusief hotels, cinema-zalen en pretpark. Rolex, Michael Korrs, Louis Vuitton, … je vindt ze er allemaal. Significant wel hoe negentig procent van de bezoekers nog altijd gesluierd loopt. Dan heb ik het niet over de moslim-sluiers, want die had ik wel verwacht in het erg Islam georiënteerde Java, maar wel over het feit dat nog altijd zoveel mensen met een mondmasker buiten komen, zeker negentig procent van de mensen.
Na het shoppen was het tijd om naar Chinatown te gaan. Meer valt daar niet over te vertellen. Een dikke tegenvaller. Dus trok ik maar meteen naar het oude stadsgedeelte uit de tijd dat de Nederlanders hier nog baas waren. Mooi om te zien, maar meer dan een kwartier heb ik hier toch ook niet doorgebracht. Ook omdat mijn voeten na 20.000 stappen stilaan aan rust toe waren.
Waarschijnlijk heb ik de twee mooiste plaatjes van de stad niet bezocht, maar die lagen beiden dan ook te ver verwijderd van het centrum. Enerzijds de Al Akbar Surabaya moskee, de tweede grootste moskee van het land, anderzijds de Suramada brug die Surabaya verbindt met het eiland Madura die zich ten noordoosten van de stad bevindt. Maar mijn op-het-laatste-moment ingeplande stop in Surabaya duurde dan ook maar 36 uur, dus alles bezoeken was geen optie. En 36 uur was wat mij betreft meer dan genoeg. Op naar de volgende bestemming nu: Lombok.
Comments