Met een klap smijt ik de deur van de verdomde auto dicht. Het liefst duw ik hem onmiddellijk de ravijn in, maar ik ben te moe om de koffers er eerst uit te halen, dus toch maar niet. Het heeft bloed, zweet en tranen gekost, maar we zijn eindelijk aangekomen na een lange trip die ons van de noordelijke kust van Bali naar het oostelijke gebergte van Bali bracht.
Die dag begon zoals in mijn vorige post aangehaald, met een tien centimeter grote spin die mij verlekkerd vanaf het plafond zat aan te staren. Helaas was dat maar kattenpis in vergelijking met wat ons allemaal te wachten stond die dag.
Na het vertrek begon het al met een file. Niet zomaar een file, maar wel een file op de enige weg die over gans de lengte van Noord-Bali loopt. De enige weg om van het noordwesten naar het noordoosten te rijden. Daar stonden we dan. Stilstand. Een uur lang. Geen beweging. Pas na een uur, toen het verkeer terug in gang trok, zagen we wat er gebeurd was. Een grote boom was omgevallen en had de weg versperd en zorgde voor het tijdsverlies.
Niet getreurd, even wat meer gas geven richting onze eerste bestemming van de dag: de Sekumpul-waterval. De grootste dubbele waterval van Bali met een hoogte van bijna honderd meter. Die bereik je vanuit het gehucht Lemukih na een tocht van een half uurtje door de rijstvelden. Het is fantastisch mooi. Zo ziet het er toch uit op foto’s, want de waterval hebben we nooit bereikt. Na over steeds smaller wordende wegeltjes gereden te hebben, kwamen we aan het punt dat op internet aangeduid staat als parking om de tocht naar de waterval aan te vatten. Daar zaten enkele plaatselijk bewoners, jong en oud, te niksen. Voor de ingang van de parking (of dat dachten we toch) ging een touw. Geen enkel van de mannen sprak een knijt Engels en op de vraag “parkir?” (parkeren in het Bahasa) zwaaiden ze eens met een grijns op het gezicht. Voelden wij ons even welkom. Uiteindelijk belandden we aan een tweede parking, die ongeveer een uur stappen van de waterval lag. Maar langs de ene kant was onze goesting al over na een half uur aanmodderen plus het idee dat we twee uur gingen moeten stappen en langs de andere kant zat al onze bagage in een veel te klein autootje en gingen we de wagen achterlaten in wat nog het best omschreven kan worden als de middle of nowhere, wat ons allesbehalve een veilig gevoel gaf gezien de vreemde blikken die we van de locals kregen. Dus met pijn in het hart en met een leeg filmrolletje van mijn drone, trokken we verder, richting het Batur Meer en de Batur-Vulkaan.
Om dat punt te bereiken, vertrouwden we zoals al gans de reis, op de goeie hulp van Google Maps. Maar die had even zin om ons goed bij de neus te nemen en stuurde ons een weg op die misschien wel het kortst was, maar helemaal niet het gemakkelijkst. Ze stuurde ons door de bergen en de jungle over wegen die steeds steiler werden en steeds smaller. Vele bochten konden we slechts met moeite in eerste versnelling nemen en in één bocht viel hij zelf stil. Dit voelde zo slecht aan. En bij de volgende bocht moest ik zelf afscheid nemen van mijn drinkbus die op het dashboard lag. De krachten van de steile, scherpe bocht kieperde die gewoon in één ruk door de openstaande ruit de ravijn in. De lucht was ondertussen steeds donkerder geworden en ik voelde gewoon dat deze wagen bij nat wegdek nooit of te nimmer de steilste stukken zou opraken. Toen het enkele minuten later licht begon te regenen, voelde ik figuurlijk nattigheid. En bij de volgende steile pente, waarschijnlijk zelf de steilste van de vele kilometers die we al hadden afgelegd, hield ik het voor bekeken. Dit was niet meer verantwoord. Maar goed, daar stonden we dan… op een steile, smalle helling. Ik sommeerde Delphine om uit te stappen en ging proberen traagjes achteruit te bollen tot een minder steil stuk. Maar omdat aan de rechterkant een diepte gaapte van vele meters, wou ik hem vooral naar links sturen. Tot op het punt dat het achterwiel in de graskant vast zat. En net toen gingen de hemelsluizen helemaal open en werd de graskant in enkele seconden tijd in een modderpoel omgetoverd en veranderde de weg in een rivier. Gelukkig was het geluk toch een beetje aan onze kant en kwam er net op dat moment voor het eerst in een half uur rijden, een auto van de andere kant. De man stopte en met zijn hulp konden we ons loswringen uit de graskant. Toen we hem zeiden dat Google Maps ons deze kant had uitgestuurd om naar het Batur Meer te rijden, zei Gede, zo heet hij, prompt dat dit niet de goeie weg was om met een auto te rijden en het niet verantwoord was. Daarop volgden we hem, terug gans de berg naar beneden, door de jungle. Nu moesten de steile stijgende gedeeltes echter naar beneden afgelegd worden. Stilvallen was geen risico, maar niet meer kunnen stoppen natuurlijk wel. Zeker omdat elke bocht ondertussen omgetoverd was in een kolkend beekje vol stenen en takken. De regen viel met bakken uit de lucht en de tijd tussen bliksem en donder was in fracties van een seconde te tellen, wat veel zegt over de nabijheid van het onweer. Na een hoop angstige momenten waarbij we in de steilste bochten voelden hoe de kracht van het kolkende water de wagen wegduwde en op de vlakke stukken kniediep door de plassen reden, kwamen we gelukkig terug veilig beneden. Maar wel op vele kilometers van ons finale doel.
Via bredere, minder steile wegen vervolgden we onze weg tot we een hoogte van 1.600 meter hadden bereikt. Regen en mist wisselden elkaar af en uiteindelijk raakten we toch aan het Batur Meer en de Batur vulkaan. Al zagen we daar geen bal van door de enorm dikke mist. Ondertussen was het vier uur ’s middags en hadden we nog niets gegeten. Op het eerste stekje hebben we wijselijk besloten om niet te eten nadat we een blik konden werpen op de keuken, maar op het tweede konden we toch de innerlijke mens versterken en trok de mist zowaar op waardoor we toch een glimp van het meer en de vulkaan konden opvangen zoals onderstaande foto’s aantonen. Ter illustratie ook een beeld van hoe het had kunnen zijn, hadden de weergoden onze kant gekozen.
De tijd begon ondertussen te dringen, want we moesten nog 35km afleggen, wat in Bali betekent, nog een uur rijden en het was een goed uur voor zonsondergang. Gelukkig hadden we de rest van de weg geen noemenswaardige problemen en konden we net voor zonsondergang inchecken in ons hotel. Een bewogen dag, maar geen spin, omgevallen boom, regenbui, bergpas of afstandelijke Balinees heeft onze trip gedwarsboomd.
Comments