top of page
Fréderic

Deel 15: De verdomde koekendoos (Deel 1)

Traag en met de nodige schrik draai ik de sleutel om. Een kleine hik van de motor en dan de stilte die ik niet wil horen. Enkele minuten eerder waren we terug aan ons jeepke gekomen en zagen we dat ik de lichten had vergeten uit te doen nadat we de gietende regen en de mist hadden getrotseerd. Iets wat al een eeuwigheid automatisch gebeurt bij onze wagens, lichten die uitgaan als je het contact aflegt, gebeurt helaas niet met deze wagen. En zelf het feit dat we amper een uur geleden gestopt waren, was al voldoende om de batterij uit te putten. Hier stonden we dan, op een uur rijden van onze finale bestemming, in het hol van Pluto, met een niet-startende wagen.

De rode koekendoos

Maar goed, om het verhaal te beginnen moet ik terugkeren naar diezelfde ochtend. De dag begon avontuurlijk nadat we ons rode jeepke in ontvangst namen. Ondanks mijn eerdere wedervaren met het auto rijden in Bali, hadden we toch besloten om het nog eens een kans te geven en met de wagen gedurende een week Bali te verkennen, dit keer met een veel kleiner vehicel. De keuze viel daarbij op een kleine Suzuki Jimny die ons van Ubud naar het noorden van Bali moest brengen, over de bergen van Centraal-Bali. Het kleine rode wagentje zag er schattig uit. De enige zaken waar ik schrik voor had, waren het links rijden en het links schakelen. Maar al snel zou duidelijk worden dat dit niet mijn belangrijkste zorgen zouden zijn. Eerst en vooral past mijn 1m87 niet echt in zo’n klein vehikel. Daarnaast is het rijden met een koekendoos zoals Delphine het zegt, zonder PK’s, zonder ruimte en zonder stuurbekrachtiging een ferme opgave en zeker in het Balinese verkeer dat veel weg heeft van de far west. Al bij de eerste de beste helling die we moesten overwinnen, viel onze rode snorfiets met dak al bijna in de afgrond.

Zo begon het avontuur al met de nodige stress en dat zou pas na een half uur beteren, geholpen door het feit dat de kleine wegen ondertussen plaats hadden gemaakt voor brede wegen en het vele draaien en keren veranderd was in lange stukken rechtdoor bollen. Na anderhalf uur bergop tuffen, kwamen we op een hoogte van 1.200 meter aan het Beratan Meer terecht, een meer in een uitgedoofde vulkaankrater. Een klein meer dat alweer een volledig ander uitzicht gaf dan de rijstvelden en gouden stranden. Links en rechts doemden hoge bergen tot boven de 2.000 meter op, al werden die voor een groot deel afgeschermd door de wolken. Het stadje aan de oevers van het meer is veel minder toeristisch dan het zuiden van Bali, maar staat wel garant voor twee iconische beelden die in quasi elke toeristische brochure over Bali terug te vinden zijn: de Handara Gate, een typische Hindu-poort die normaal toegang geeft tot een tempel, maar in dit geval tot een golfterrein en de tempel van het Beratan meer.

handara gate bali ubud
Handara Gate

Na wat sightseeing en lunchen tijdens de obligate dagelijkse plensbui rond één uur ’s middags, was het tijd om de rode blikken doos terug op gang te duwen, dit keer in regen en mist en grotendeels bergaf richting de volgende stop, de waterval van Aling Aling. Om die te bereiken moesten we ons op steeds smallere wegen begeven met alsmaar minder bebouwing en leven rondom ons tot we aan een kleine parking kwamen waar we de wagen konden achterlaten. Van daaruit was het nog een goede 500 meter stappen, voornamelijk steil bergaf op grote glibberige stenen tot we aan de eerste van enkele watervallen kwamen. Nadien volgde een zweterige klim uit de kloof richting wagen waarvan de lichten dus nog brandden...

Aling aling  bali waterfall
Aling Aling Waterfall

En zo zitten we hier ondertussen al enkele minuten en is het tijd om de sleutel nog een laatste maal om te draaien, in de hoop dat de motor alsnog zal aanslaan. Eerst een hoop gepruttel en dan toch het verlossende gebrul van de motor. Zo kunnen we alsnog het laatste stuk van onze rit aanvatten, richting de villa aan zee in het uiterste noorden van Bali, het niet-toeristische gedeelte waar westerlingen een curiosum zijn.

Villa at the beach

Een uur later komen we aan in de villa die prachtig is gelegen met langs de ene zijde het strand en langs de andere kant eindeloze rijstvelden en een prachtig zicht op de bergen en vulkanen van Bali. De komende dagen zullen we er kunnen genieten van het zwembad waarin we duiken als de zon te hard aan het branden is, maar ook op de momenten dat het stortregent springen we in het water, want zelf dan is het heerlijk vertoeven in het water. Daarnaast genieten we er ook van de rust, de zon en de kookkunsten van Ciri en Tuti, de twee vrouwen die instaan voor het huishouden.

Regen of zon, het zwembad blijft zalig

Maar hier in het noorden worden we ook geconfronteerd met vreemde toestanden. Met zwarte stranden omdat het zand hier voortspruit uit lavasteen. Maar evengoed zwarte stranden vol met plastiek afval zo ver het oog reikt. En riviertjes die in zee stromen inclusief vuilzakken en blikjes. Dezelfde riviertjes waar de plaatselijke koeien, na een ochtendwandeling op het strand, komen drinken. Dezelfde riviertjes waar de lokale bevolking zich inzeept en staat te wassen. Dezelfde riviertjes waar kinderen in hun blote ukkie aan het ravotten zijn. En toch zie je vanuit de lucht de bodem van de zee liggen, zo helder is het water, en zie je tientallen vissersbootjes hun hengels uitsmijten bij zonsopgang en zonsondergang.

pantai lovina black beach
Zwart strand met het nodige afval
Ook de koeien mogen drinken
Vissersbootje

Andere vreemde toestanden zijn de beestjes. Ondertussen kijken we al niet meer op van een salamander van twintig centimeter of enkele krabben, maar elke dag hebben we wel een vreemde ervaring. De eerste dag werd ons terras plots overspoelt door honderden mieren. Geen petieterige miertjes zoals bij ons, maar mieren van een goeie centimeter groot. De tweede dag, toen het urenlang stortregende, was er bezoek van vele vliegen. En de derde dag, was de gekste van de drie. In enkele seconden tijd zat ons terras vol met honderden beesten die nog het best geleken op langpootmuggen. Vreemd. Nog vreemder werd het toen diezelfde muggen allemaal doodvielen binnen het half uur. Waardoor ze plotseling het ideale lokkertje waren voor hagedissen. En kikkers. En spinnen. Grote spinnen van het soort dat je in België niet tegenkomt. Het soort spinnen dat in tegenstelling tot hun kleine vriendjes ziet als je op hen afkomt en al preventief wegvlucht. Het soort spinnen waarvan mijn haren gaan rechtstaan en er misschien een bruin streepje in de broek van komt.

Diezelfde spin, was ook hetgeen ik als eerste zag toen ik de volgende ochtend wakker werd. Hij had in de nacht het terras ingeruild voor de villa en toen ik half slaperig mijn ogen opende, zag ik hem plots de muur oplopen vanaf de grond, tot het plafond. Het eerste feit die dag dat voor onrust in de gelederen zorgde, maar zeker niet het laatste bangelijke moment die dag. Maar dat verhaal, volgt in het volgende verslag.



Comentarios


nieuwsbrief
bottom of page