Mobiliteit in Bali. Dat is een verhaal apart. En dat verdient ook een aparte blogpost. Zeg je vervoer in Azië, Indonesië of Bali, dan zeg je meteen ook een mierennest aan scooters. Als je je hier in het verkeer waagt, dan stort je je meteen in een waanzinnig strijdtoneel met honderden, duizenden, miljoenen scooters die lustig toeterend van zonsopgang tot zonsondergang rondrijden. Een wagen kopen is voor vele Indonesiërs een luxe die ze zich niet kunnen permitteren, maar zowat elk gezin heeft hier een scooter. Soms maar één voor gans het gezin.
Dan zie je, zeker op zaterdag als er met gans het gezin naar de tempel wordt gegaan, vader op de scooter, moeder achterop, meestal met een baby of peuter in de armen en de wat oudere zoon of dochter van een jaar of zes, die staat, tussen het stuur en vader ingeklemd, voorop rond te koekeloeren. En ze rijden veel. Heel veel. Gaat een Balinees naar de winkel, 200 meter verderop in de straat? Dan springt die Balinees op zijn scooter en rijdt 200 meter tot hij aan de winkel is.
Je vraagt je af waarom de voetpaden hier een hindernissenparcours zijn, gekruid met valkuilen (heel vaak zelf letterlijke kuilen van een meter diep), dat komt door het loutere feit dat ze enkel door toeristen worden gebruikt. En voor degenen die nu denken “ja maar, kost de benzine daar geen geld misschien!”, dat klopt, de benzine kost hier geen geld. Meer zelf, je wordt hier betaald om te tanken. ’t Is te zeggen, in plaats van accijnzen en BTW die je bij ons betaalt, gebruikt de overheid subsidies om de prijs net naar beneden te duwen zodat de benzine betaalbaar blijft voor de doorsnee Indonesiër, want te hoge brandstofprijzen zijn de afgelopen decennia al vaker aanleiding geweest voor opstand.
Het feit dat men de brandstofprijzen zo kan manipuleren, dat is mogelijk doordat er in Indonesië geen traditionele tankstations zijn. Toch niet zoals bij ons waar je concurrerende Totals, Q8’s en Esso’s hebt met elk hun eigen prijzen. In Indonesië heb je maar één staatsbedrijf “Pertamina Gas Station” waar je kunt tanken en daar betaal je aan elk tankstation over gans het land één en dezelfde, door de overheid opgelegde prijs. Die prijs was een half jaar lang ongeveer een halve euro per liter, maar doordat de overheid ook niet oneindig kan bijpassen om de prijs stabiel te houden, zijn de prijzen recentelijk met 33% omhoog gegaan naar 67 eurocent per liter.
De enige uitzondering op de door de overheid uitgebate tankstations, zijn de kleine kraampjes langs de kant van de weg waar je tientallen glazen flessen gevuld met een groene vloeistof ziet staan. Dat zijn particulieren die een centje proberen te verdienen door zelf brandstof te verkopen aan een hogere prijs. Ik vermoed dat ze daarbij vooral mikken op locals die de trip naar het dichtstbijzijnde tankstation ontzien of buitenlanders die in brandstofnood raken.
Maar goed, we zijn aan het afwijken. Het verkeer is hier dus hectisch en chaotisch, al is er nooit sprake van verkeersagressie en is elke chauffeur, scooter of wagen, ten allen tijde hoffelijk. Maar het blijft chaotisch. En daar gaan we ons vandaag insmijten. Niet met de eerste de beste wagen, wel met een stevige, ruime Toyota. Al blijkt dat al snel een verkeerd idee om de overbevolkte wegen van Bali mee te trotseren. Oh, en had ik al vermeld dat we hier links rijden? En dat de versnellingspook ook links zit? En dat je richtingsaanwijzers en ruitenwisserbediening omgewisseld zijn? Ontelbare keren zijn mijn ruitenwissers aangeschoten terwijl ik gewoon linksaf wou slaan… en op het moment dat het begint te regenen zullen veel achterliggers waarschijnlijk gedacht hebben dat ik linksaf ging afslaan.
Goed, allemaal uitleg om mezelf te vergoeilijken. Ja, ik heb voor het eerst in mijn leven een auto ongeval gehad. Na twee kilometer dan nog wel. De oorzaak: veel te smalle wegen en niet gewoon zijn om links te rijden dreven me ertoe om veel te dicht bij de stoeprand te rijden. En toen langs de kant van de weg een andere wagen wat aan het manoeuvreren was en een klein beetje op de weg kwam, heb ik mevrouw haar spiegel geramd. Dus strikt genomen was ik nog in mijn recht ook, maar ik vrees dat je als buitenlander altijd in fout bent als je hier iets tegenkomt. En de politie erbij halen is al helemaal geen goed idee, want dan ben je twee keer “gesjost”.
Maar eind goed, al goed. Mits de nodige Indonesische flappen werd het probleem in der minne geregeld en nu kunnen we onze rit verder zetten richting Nusa Dua, het zuidereiland waar we naar de Immigratie-dienst moeten om ons visum te verlengen. Maar het vervolg van de rit wordt toch ingezet met een ei in de broek. Zoals Delphine het liefkozend verwoordt “als je avontuur wil, dan moet je met Fréderic op reis gaan”. Ik vermoed dat ze daarbij niet enkel refereert naar dit incident, maar ook naar mijn idee om in het voorjaar 2020 met de jeep twee honderd kilometer door de woestijn van Oman te rijden. Iedereen verklaarde mij toentertijd zot aangezien er in de woestijn wegen noch verkeersborden zijn, om nog maar te zwijgen van gsm-ontvangst of toevallige passanten. Maar ook die rit liep gesmeerd. (ok, ik heb me twee maal vastgereden toen ik een woestijnduin van 50 meter wou beklimmen, maar ook dat hebben we overleefd. Avontuur, weet je wel?)
En zo zitten we plots in het Midden Oosten op een plek waar je in een uur tijd nul auto’s tegenkomt, terwijl het toch ging over een plek waar je op een uur een miljard auto’s en scooters tegenkomt… Terug naar Bali. Ten einde tijd te winnen en wat rustiger verkeer te hebben, verkies ik om de tolweg te nemen die tien jaar geleden over de zee werd aangelegd. Voor minder dan een euro rijd je op perfecte wegen, over de zee, met links en rechts mangrovebossen en een prachtig zicht op de grootste vulkaan van Bali, de Mount Agung. Voor minder dan een euro dus. Alleen jammer dat je die euro niet met de kaart kunt betalen. Of cash. Je hebt een tolkaart nodig. Die ik natuurlijk niet heb. Met als gevolg dat ik het verkeer achter mij aan het tolhuis ophoud. Nog meer avontuur dus. Gelukkig komt één van de medewerkers mij ter hulp en verpatst hij mij een nieuwe tolkaart en kunnen we onze weg voortzetten.
De rest van de dag wordt gekleurd door een bezoek aan de Immigratie-dienst om ons gezicht te laten fotograferen en onze vingerafdrukken te nemen, waarna we richting het strand van Nusa Dua trekken. Plotsklaps verschijnt in het midden van de weg een checkpoint. “Wat we daar komen doen?” “Naar het strand gaan?” “Ok, rijd maar door.” En plots zijn we in een andere wereld. De straten zijn klinisch proper, de planten en graspartijen langs de kant van de weg hebben het perfecte kleur en de perfecte taille. Alles is naar perfectie aangelegd. Vandaar ook dat deze plek gekozen is voor de jaarlijkse conferentie van de G20, de verzameling van 20 belangrijkste landen op economisch vlak. (dit verhaal dateert van enkele maanden voor de G20-top) Hier zullen Biden, Poetin, Macron en Xi elkaar normaal gezien ontmoeten. En Charles Michel mag ook komen. Een grote eer voor Indonesië en dus zetten ze alle zeilen bij om de wereld te tonen dat alles hier perfect verloopt. Vandaar ook dat Bali in 2021 prioriteit nummer 1 was binnen Indonesië als het op Corona-vaccinaties aankwam. Maar dit alles heeft nog weinig te maken met mobiliteit. En over die mobiliteit valt nog veel te vertellen, want een auto ga ik in de komende tijd niet meer gebruiken, tijd om over te schakelen naar deen ander vervoersmiddel. Maar dat is iets voor een volgende blogpost.
Comments